Vandaag is het Wereldmelkdag, een dag waarop we melk in het zonnetje zetten, want wie is er niet mee groot geworden? We gaan het deze keer niet over melk in het algemeen hebben, maar specifiek over karnemelk. Voor velen klinkt karnemelk ouderwets. Echter, het is helemaal niet ouderwets, het is van alle tijden.
Wat is karnemelk eigenlijk? Als je goed naar de naam kijkt kan je het misschien al raden. Wanneer melk gekarnd wordt, wordt er boter van gemaakt. Dit doen ze door de melk te klutsen, vroeger werd dit met de hand gedaan, door urenlang met een stamper de melk op te schudden. Wanneer je dit lang genoeg doet begint de melk te klonteren en krijg je boter. Er blijft echter ook vloeibare melk over als restproduct, dit is karnemelk. In tegenstelling tot ‘gewone’ melk is karnemelk een stuk dikker, maar toch ook een stuk minder vet. Dit is gunstig omdat melk relatief veel verzadigde vetten bevat.
‘Is karnemelk dan wel net zo gezond?’ vraag je je misschien af. Dat is nou juist het mooie, veel voedingstoffen blijven nagenoeg gelijk. In volle, halfvolle en magere melk zitten veelal dezelfde hoeveelheid voedingsstoffen, het verschil is enkel de hoeveelheid vet. Met karnemelk is dit net zo, de hoeveelheid calcium en vitamine B2 zijn bijna net zoveel. Alleen de vitamine B12 is wat lager, maar wanneer je twee gekookte eitjes eet zit je al aan de dagelijks aanbevolen hoeveelheid en wanneer je een rundertartaartje eet zit je daar ook al bijna aan.
Wil je dus een keer wat anders bij je ontbijt? Het is helemaal niet oubollig om ‘oma’s karnemelk’ te drinken, het is juist heel lekker en gezond. Ook kun je er de lekkerste pannenkoeken mee bakken, ze worden heerlijk luchtig door de karnemelk.